Als de ecologische toestand minder is dan ‘goed’ is dat een sterke aanduiding van de aanwezigheid van één of meer (onbekende) drukfactoren. Dan zijn waterbeheerders verplicht maatregelen te treffen om de situatie te verbeteren en de effecten van drukfactoren tenietdoen. Bijvoorbeeld een overdaad aan nutriënten in het oppervlaktewater, maar ook een te grote druk van (mengsels van) giftige stoffen op het aquatisch ecosysteem.
Als het vermoeden bestaat dat dit laatste het geval is, kan een waterschap de analyse van zogenoemde Drivers en Pressures van de SFTox inzetten en bepalen welke stoffen gemonitord moeten worden. De Statusanalyse die daaruit volgt na analyse van de monitoring-gegevens met de SFTox geeft aan in welke mate de stoffen de goede ecologische toestand belemmeren en wat de aanwezige complexe mengsels betekenen.
Dit laatste door het evalueren van effecten in bioassays. De verzamelde gegevens worden geinterpreteerd op watersysteemniveau, zodat afgeleid kan worden waar de stoffen in het systeem terecht komen, hoe ze zich verplaatsen en wat daarom (logischerwijs) de beste maatregel is. Om te evalueren of maatregelen zinvol zijn geweest kan de waterbeheerder het protocol voor de bepaling van de toxische druk toepassen, en daarna verschillende periodes vergelijken. Het inzicht in de toxische druk in het watersysteem (waar en waardoor) en over de tijd (verandert de druk) is cruciale informatie voor het bevorderen van de waterkwaliteit in het waterschap.
Voorbeeld 1: Test analyse meetresultaten landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen (LM-GBM) met SFTox chemietool
Om de SFTox chemietool voor het bepalen van de Status te testen en inzicht te krijgen in de toxische druk van de locaties van het Landelijk meetnet gewasbeschermingsmiddelen zijn de meetresultaten vanuit het LM-GBM uit 2019 en de meetresultaten van het onderzoek naar niet-toetsbare stoffen uit 2020 geanalyseerd met de nieuwe chemietool. Het doel van dit onderzoek was drieledig:
1. Testen in hoeverre alle gemeten stoffen doorgerekend kunnen worden met de nieuwe chemietool van de SFTox, in het bijzonder de voorheen niet-toetsbare stoffen;
2. Inzicht krijgen in de toxische druk van mengsels (msPAF) van gewasbeschermingsmiddelen en de classificatie in 5 niveaus;
3. Inzicht krijgen in hoeverre niet-toetsbare stoffen de toxische druk verhogen.
De onderstaande memo beschrijft de resultaten. De landelijke kaarten tonen meer toxische druk in de (glas)tuinbouwgebieden, de bollenstreek en de kustgebieden in Friesland en de kop van Noord-Holland. Het blijkt dat de niet-toetsbare stoffen een beperkte extra toxiciteit veroorzaken ten opzichte van de reguliere stoffen uit het LM-GBM. Daarbij moet wel worden vermeld dat juist voor de niet-toetsbare stoffen een aanzienlijk deel geen goede toxiciteitsdata beschikbaar zijn, waardoor ze niet konden worden meegerekend bij de toxische druk van de stoffenmengsels.
Voorbeeld 2: doorrekenen locaties met chemie-rekentool
Voor drie praktijkstudies - biologisch effectonderzoek Rijn-Oost, brede chemische screening Waterschap Rivierenland en RIWA-meetpunten Maas - is de toxische druk van enkelvoudige stoffen, stofgroepen en totale mengsels van gemeten stoffen berekend met de SFTox chemie-rekentool, waarbij de resultaten zijn uitgedrukt als meer-stoffen Potentieel Aangetaste Fractie (msPAF). Er is gekeken naar de gebruiksvriendelijkheid van de tool, het aantal stoffen dat wordt doorgerekend en de hoogte van de PAF en msPAF-waarden. Het overgrote deel (>90%) van de gemeten stoffen, ook in de drinkwaterdata van RIWA waarin veel stoffen worden gemeten, zitten in de chemietool. Er is in de tool echter een kwaliteitsoordeel aan de toxiciteitsinformatie gegeven, waarbij alleen kwaliteit A en B wordt meegenomen in de berekening van de msPAF. Dit betreft in de praktijkstudies ongeveer de helft van de stoffen. Er zijn duidelijk verschillen te zien tussen de huidige tool en de oude tool. Dit komt vooral door de verbeterde toxiciteitsinformatie.