De ecologische toestand werkt als een spiegel wat betreft de aan- of afwezigheid van drukfactoren en slechte waterkwaliteit. Recent internationaal onderzoek heeft aangetoond dat de variatie in ecologische toestand in EU-wateren voor gemiddeld een derde toegeschreven wordt aan de toxische druk van mengsels, i.c. de aanwezigheid van (mengsels) van stoffen in het water. Het onderkennen en zo veel mogelijk wegnemen van die druk is dus van groot belang om voor alle waterlichamen de doelen van de KRW te halen.
De Kaderrichtlijn water (KRW) beschouwt chemische stoffen als een drukfactor die de waterkwaliteit aantast. De KRW levert een methode om die druk te beoordelen. Dit gebeurt door gemeten concentraties te toetsen aan zogenoemde milieukwaliteitsnormen (MKN).
Er zijn voor een vijftigtal stoffen die in heel Europa voorkomen (zgn. prioritair en prioritair gevaarlijke stoffen en stofgroepen) Europese normen opgesteld voor oppervlaktewater en drinkwater. Daarnaast zijn voor een honderdtal ‘stroomgebiedspecifieke’ stoffen aanvullende normen opgesteld voor de Nederlandse stroomgebieden. Nederland toetst zodoende in principe aan ca. 150 normen. Dit leidt tot kaarten die de normoverschrijding in beeld brengen, voor beide stofgroepen afzonderlijk. Daarbij geldt het principe ‘one out, all out’. Dit betekent dat voor een goede waterkwaliteit alle stoffen en stofgroepen moeten voldoen aan de gestelde milieukwaliteitseisen. Het "one out, all out" principe geeft hiermee aan dat er aandacht nodig is voor maatregelen, maar niet hoe erg de belemmering is. Soms worden er kaarten gemaakt van het aantal stoffen dat de norm overschrijdt. Maar om goed te kunnen prioriteren op de mate van effect is de SFTox ontwikkeld.
De huidige methoden hebben enkele grote praktijknadelen. De normoverschrijdingskaart geeft om te beginnen weliswaar een beeld van de verontreiniging door een beperkt aantal stoffen, maar zegt niks over de mate waarin chemische stoffen in combinatie met elkaar belemmeringen opleveren voor mens en milieu. Het prioriteren van maatregelen is daarmee niet mogelijk. Ook daadwerkelijk herstel is onzichtbaar, totdat voor alle stoffen de concentraties weer aan de norm voldoen. Graduele verbeteringen blijven lang ‘onder de radar’.
Verder is het zo dat er nu voor slechts een zeer beperkt aantal stoffen stofnormen zijn waaraan moet worden voldaan, terwijl er naar schatting 350 duizend stoffen in de handel zijn. De werkelijke giftigheid - en de daaruit voortkomende effecten op het waterleven - wordt natuurlijk niet bepaald door de afzonderlijk getoetste stoffen, maar door het gezamenlijk effect van álle stoffen in interactie met elkaar. Dit feit vormt het uitgangspunt van de Sleutelfactor Toxiciteit:
Met de Sleutelfactor Toxiciteit krijgen waterkwaliteitsbeheerders via een integrale benadering (de zogenoemde DPSIR) een beeld van de druk van alle (mengsels van) stoffen op het waterleven, en van de effecten van die druk ook op de zuiveringsopgave voor de bereiding van drinkwater, zodanig dat het handvatten biedt om die maatregelen te nemen die het meest effect hebben. Vanwege de samenloop van de doelen rond de ecologische en chemische toestand en de zuiveringsopgave ligt het bij de Sleutelfactor voor de hand om bij de diagnose en maatregelen (R) samen te werken.
SFTox: vijf verontreinigingsklassen
Informatie over de actuele chemische status wordt op dit ogenblik verkregen door het toetsen van een beperkt aantal stoffen aan opgestelde maximale concentratienormen. Die toetsing leidt nu tot een indeling in twee klassen: 'voldoet’ of 'voldoet niet'. In de praktijk komt dit erop neer dat bijna alle waterlichamen 'niet voldoen’. Zie de onderstaande beoordeling uit 2019.
Chemie toont resultaten voor de prioritaire, Europa-breed voorkomende stoffen. Overige stoffen toont resultaten voor de stoffen die vaak aangetroffen zijn in Nederlandse stroomgebieden. In de KRW-rapportages worden de veldmengsels van deze stoffen niet als mengsel gerapporteerd. SFTox doet dat wel.
De Sleutelfactor Toxiciteit geeft een veel genuanceerder beeld. Dit beeld wordt uitgedrukt in vijf chemische verontreinigingsklassen: van ‘zeer goed’ (blauw) tot ‘slecht’ (rood). De indeling is gebaseerd op onderzoeken naar de relatie tussen toxische druk en schadelijke effecten op de ecologische waterkwaliteit. Dat oordeel correspondeert met de hinder die waterorganismen ondervinden van de vervuiling. Zo lijdt bij een sterke chemische verontreinigingsgraad (oranje) meer dan een op tweehonderd, maar maximaal één op de tien waterorganismen schade.
De vijf klassen helpen bij (kosten-)efficiënt waterkwaliteitsbeheer. Bij de twee schoonste klassen kan de aandacht zich richten op beschermend waterbeheer De andere drie klassen vragen om het nemen van herstelmaatregelen. De klasseindeling van de Sleutelfactor Toxiciteit is in overeenstemming gebracht met de indeling in klassen die gehanteerd worden bij de beoordeling van de ecologische toestand, zoals die bepaald wordt door het analyseren van de onderwaterlevensgemeenschap.
Meer over de vijf verontreinigingsklassen van de Sleutelfactor Toxiciteit?
Bekijk bijvoorbeeld het Deltafact Classificatie en communicatie van de graad van chemische verontreiniging
Meer hierover kun je ook lezen in het menu Verdieping, tabblad 'De vijf verontreinigingsklassen'.