Inleiding
Waargenomen verslechtering van de ecologische toestand en verhoging van de zuiveringsinspanning geven onder de KRW aanleiding om maatregelen te nemen. Ze wijzen erop dat vervuilende stoffen allerlei maatschappelijke functies van watergebruik bedreigen. Ook toekomstige verslechteringen zijn van belang, als er emissies van stoffen kunnen gaan plaatsvinden bij nieuwe economische activiteiten. Die verslechteringen vormen het beginpunt van de SFT2: wat is hun oorzaak, wat is er aan te doen?
Impacts in watersysteemverkenningen
Evaluatie van ecologische monitoringdata of data over de zuiveringsinspanning maakt duidelijk dat er sprake is van nadelige effecten (er zijn Impacts). Het waterleven in de Nederlandse oppervlaktewateren was in 2015 vaak niet in goede toestand. En een vooruitblik naar 2027 toont dat allerlei drukfactoren het bereiken van die toestand belemmeren. De figuur toont het percentage van de wateren in de verschillende effect-toestandsklassen.
Drukfactoren in watersysteemverkenningen
Evaluatie van monitoringdata met de gebruikelijke KRW-methodieken toont ook de rol van verschillende drukfactoren. De Chemische toestand – toe te schrijven aan Europees-breed voorkomende stoffen – voldoet bijna nooit. Datzelfde geldt des te sterker voor overige stoffen, die in Nederland in de aandacht staan.
SFTox: nuancering van toxische druk door mengsels
Als de ecologische toestand wordt aangetast, en afzonderlijke stoffen spelen vaak al een bekende rol, dan stelt de KRW allereerst dat de concentraties moeten afnemen tot de norm. De Europese Commissie stelt hierbij echter, dat de diagnose van de rol van stoffen bij het veroorzaken van gradaties van effecten verbeterd moet worden. Entrée de SFT2. De SFT2 nuanceert de bestaande KRW ‘voldoet niet’-classificaties voor stoffen, door deze uit te drukken als ‘toxische druk’ van stoffen, stofgroepen en complete mengsels. Omdat de toxische druk in de ‘voldoet niet’ waterlichamen zeer variabel is, en omdat dit verschillen in de mate van effect betekent, levert de SFT2 een basis voor prioritering van maatregelen. Eerst naar plaats: welke waterlichamen zijn het ergst aangetast. Daarna naar stofgroep en stof (binnen die plaatsen). Zo verhoogt de SFT2 de (kosten)effectiviteit van maatregelen.
SFTox-compleet
In principe is het nodig om alle stoffen in de beoordeling te kunnen betrekken. Elke economische activiteit heeft immers een eigen ‘vingerafdruk’ van emissies, leidend tot specifieke en variabele mengsels. De SFT2 betrekt alle stoffen in de beoordeling door de DPSIR-analyse. Voor het Chemie-spoor is vooral het hulpmiddel (Analyse-tool) nuttig dat veel vormen van landgebruik vertaalt in bijhorende stoffenlijsten van stoffen die in het water terecht komen. Dat zorgt voor meting van representatieve stoffen, gegeven d (bovenstroomse en lokale) vormen van landgebruik. Voor het Bioassay-spoor worden alle stoffen automatisch als compleet mengsel in de SFT2-analyse betrokken.
Toepassing
Bestaande gegevens over de ecologische toestand of de (trends in de) zuiveringsinspanning worden verzameld (Status-gegevens). Indien de waterkwaliteit (tenminste) goed is, en de zuiveringsinspanning verwaarloosbaar, dan leidt het inzicht in de afwezigheid van Impacts en een 'voldoet'-Status tot eventuele maatregelen die het systeem blijven beschermen tegen toxiciteit. Als er daarentegen sprake is van minder dan goede waterkwaliteit is het volgens de KRW verplicht om de oorzaken daarvan op te sporen, en die door maatregelen teniet te doen. Gebruik dan de DPSIR-aanpak om de rol van stoffen (en andere drukfactoren) vast te stellen. Vul per locatie de resultaten van de Impact-analyse in, in het onderstaande schema. Voeg de figuren van alle analyses samen, zoals getoond op de pagina Toxische druk. Vervolg daarna de DPSIR-analyse.
Hulpmiddelen
- Gegevens ecologische status: waterbeheerders verzamelen en vatten samen de gegevens per locatie over ecologie
- Gegevens zuiveringsinspanning
Meer weten
PM